Verstrengeld.

 

Bij aankomst had het glazen atrium hem al verrast, binnen imponeerden meteen de zich in licht oplossende en naar het plafond reikende kolommen en het enorme verlichtingsornament daartussen gespannen. De ruimte was zo een compositie van licht. Tevens merkte hij dat het binnen deze formaties van glas en metalen haast onmerkbaar van kleur veranderde. Naar zijn handen kijkend zag hij hoe zijn huid daardoor traag van metaalkoel naar zomerwarm kroop en daarna weer op weg ging naar een andere kleurtoon. Opzij zat een groepje vrouwen in een zithoek dat hem aandachtig in al deze variaties opnam. Daarbij bleven zij gehuld in een warmbruin dat hen op z'n voordeligst deed uitkomen. Gasten werden hier bijzonder ontvangen en bemeten.

Daardoor kennelijk toch even aarzelend nam Ishma hem weer bij de hand en trok hem resoluut de kring in van koelspottende ogen van vrouwen van onbe­stemde leeftijd. Eenmaal boven de veertig was het moeilijk de leeftijd van dergelijke goed onderhouden exemplaren in te schat­ten. Van hun achtervolging wist hij hoe deze Spartaanse streken selecteerden op kwaliteit en duurzaamheid. Vier nog jonge meisjes en een jongen, een kind nog, voegden zich nu ook bij het gezelschap, kennelijk getipt dat hij was gearriveerd en nieuws­gierig naar zijn entree. Met de gebruikelijke rituelen van hier en daar een zoen en een aai lieten die blijken dat en hoe zij bij deze groep hoorden. Om zich daarna samen met de anderen brutaal tegen­over hem op te stellen, deel te nemen aan het gebruikelijke proces van taxatie.

‘Hij ziet er moe en vuil uit, Ishma,’ concludeerde na wat geroeze­moes één van de vrouwen zakelijk. ‘Breng hem snel naar zijn appartement. Dan kan hij zich toonbaar maken.’ Beter consumeer­baar, bedoelde ze waarschijnlijk. Hij had derge­lijke evaluaties meer meegemaakt. Bij invitaties had je ze maar te on­dergaan, wist je im­mers waarom en waarvoor je was gestrikt. En deze hier stelden hoge eisen aan wat ze kregen op­gediend. Een lichte druk tegen zijn elle­boog maakte hem duidelijk dat hij zijn gastvrouw weer had te volgen, nu naar de lift die als een bloem van glas op een bronzen stang al naar beneden kwam.

Zijn verblijf voor de komende weken was op bovenste verdieping in een van de kleinere blokken, speciaal voor gasten. Het was voorzien van een slaapvertrek met een groot bed, een badkamer, een keukenblok en een zithoek. Door een groot raam keek dit uit op van de op de tuin achter het complex. Aan het eind van een licht glooiend grasveld stonden tegen een geschoren li­gusterhaag drie statige contouren van gepolijst graniet, elk omgord door een brede goudglanzende band met daaraan bevestigd een fier om­hoog stekende lans met net onder de piek een vaantje dat statig in de harde wind bewoog. Ach­ter de haag glom parelmoer een duinpan die grauwe wolken net wit hadden gesneeuwd. Hij keek toe hoe een voorbij waaiend regengordijn deze heldere verrassing in het verder hardgrauwe landschap weer teniet deed. Daarna bleven zijn ogen weer hangen aan de van water glimmende figuren, en zag nu hoe die sloom en ieder op een eigen ritme bewogen. Tot ze, alsof ze hem in gaten kregen, ineens volmaakt gelijk wiegend hem vier keer toeknikten. Onwillekeurig op zijn horloge kijkend zag hij dat vier uur was. Deze wachters hielden dus ook de tijd in de gaten, en wie weet wat nog meer. Ongemerkt deed hij een stap terug. Ongetwijfeld scheppingen van Ishma. Van haar pagina wist hij al dat ze iets had met wiebelende beelden. Waarschijnlijk oogstten de vaantjes hoog in de lucht de energie daarvoor. Hun bedenkster was meer dan thuis in techniek. Hij zou dus uiterst voorzichtig moeten zijn. Haar getrainde en toch al zo doordringende ogen zouden elke misser onthullen.

Weer op zijn horloge kijkend bleek dat hij zich twintig minuten had laten hypnotiseren door haar deinende spionnen, terwijl hij over een uur beneden werd verwacht. Vluchtig verkende hij de ruimten die ze hem hadden toebedeeld, ze daarbij mede controlerend op verras­singen zoals zij hadden gepland. In een kast lag keurig uitgestald en opgehangen zijn over de buis verzonden bagage. De zitkamer was van de gewenste gemakken voorzien en de luxueuze slaapkamer duidelijk met wat zij prefereerden. Ze hadden hem riant gehuisvest. Mannen vertroetelen was een bekend recept om ze optimaal te kunnen benutten. Hij evalu­eerde hoe ze het hier aanpakten. Vaak waren dergelijke gastverblijven erotisch getint met prenten en kleuren. Hier lag het accent op comfort. De zitkamer en de slaapkamer hadden blanke tableaus die hij zelf mocht invullen. Daarop kon hij dus aange­ven wat hij waard was. Aan één wand hingen twee hologrammen van de omgeving, één met zonovergoten duinen onder machtige wol­ken en de andere met wadden en zee in drie stemmingen. Ook dit landschap zou hij beter leren kennen. Langzaam welde iets van waardering voor deze omgeving in hem op. Het had dezelfde harde schoonheid als van de bergen waaraan hij verknocht was. In deze pure ruimte geboren en getogen zou je elders nooit kunnen aarden, een heimwee ernaar opdoen dat je altijd bleef plagen. Hij be­greep nu waarom Hesta alleen hier wilde wonen.

Zich steeds meer geborgen voelend op zijn nieuwe stek meldde zich een stevige trek. Zijn keukenblok bleek royaal voorzien van wat deze streek kennelijk te bieden had: potten met paddenstoelen in gelei, gemarineerde vis en gekonfijte vruchten, diverse kaasjes en worsten, schaaltjes met pasteitjes, noten, een lade met broodjes... De knop ‘dranken’ opende een kleine bar met alleen drankjes. Snufjes, niet ongebruikelijk voor mannelijke gasten, ontbraken, waren ze kennelijk op tegen. Terwijl het bad vol liep probeerde hij een witte wijn en een van de patés. Eenmaal in het schuimende water vergat hij haast het corvee van zijn opdracht. Hier viel een hoop te genieten.

 

Voorlopig stond hij onder de hoede van Ishma. Zijn gastvrouwen Estrice en Hesta waren naar iets onverwachts zakelijks, had ze verteld. Die hadden uiteraard de eerste rechten, maar of de anderen die zouden respecteren? Ishma waarschijnlijk wel. Tot nu toe had zij niets in die richting laten merken. Terwijl ze toch duidelijk in hem geïnteresseerd leek. Maar meer zoals hij dat op de horst van de mannen gewend was. Een vreemde maar toch ook wel prettige vrouw, kameraad. En de rest? Verfrist en zorgvuldig gekleed was hij ze tegemoet getreden. Beneden arriveerd vulde het atrium zich met een waterval van  kinderstemmen met vragen. Ook hun kroost bleek op de hoogte van zijn komst en afkomst. Want hij moest vooral vertellen over zijn avonturen in de bergen, hoe zijn adelaarsnest eruit zag, of  er ook echte adelaars waren... Terwijl hij zijn best deed hierop zo boeiend mogelijk te antwoorden keken een paar vrouwen kritisch toe hoe hij dit verhoor onderging. Tot ze hem noodden voor de maaltijd in een eetzaal gelegen aan de galerij achter het atrium. Ook het eten bestond voornamelijk uit wat ze ter plaatse verzamelden, kweekten en vingen, werd hem uitvoerig toegelicht. Toen hij vertelde dat op de horst de zorg voor de keuken zijn taak was, gingen ze uitvoerig in op de receptuur van zijn keuzes en moest hij vertellen, analyseren hoe alles smaakte. Daarbij verraadden hun ogen dat valse complimenten niet werden gewaardeerd. Maar die waren niet nodig. Met toenemend genoegen raakte hij steeds meer behaagd door wat ze aan bijzonders opdienden. Eten hier maakten zij tot een feest. Wat resulteerde in een uren durend gesprek over deze culinaire verrassingen. De uitmuntende wijn, een van de weinige geneugten niet van hier, stelde hem mede in staat ook daarop steeds uitvoeriger in te gaan. Zijn pakkende uiteenzettingen over wat hij ze thuis opdiende om hun conditie te optimaliseren werd zelfs ijverig genoteerd. De eerste kennismaking leek zo een redelijk succes. Die eindigde gelukkig met de mededeling dat hij wel moe zou zijn en zich daarom op zijn plek boven mocht terugtrekken. Wat bracht hem in de verleiding bracht zijn zo ineens alleen gelaten geworden te vieren met iets te veel cognac.

 

De volgende ochtend was hij vroeg opgestaan om zich buiten in de frisse lucht te hervinden, en de omgeving te verkennen. Ishma had hem dat nog net weten te verbieden.

‘Je zou niet de eerste zijn die hier voorgoed is verdwenen.’ Daarna bood ze aan hem te begeleiden. Het was buiig weer met dreigende luchten als op een van de foto’s op zijn appartement. Na een uur wor­stelen door stugge begroeiing en over stuifduinen kwamen ze bij een slufter. Net eb wordend was de tocht naar de zee gemakkelijk. De wind kwam van opzij, de lucht pronkte met fris blauwe stukken en het zand was stevig. Dit bleef zo tot op de kustlijn. Daar opende zich uitzicht op wadden en platen met grillige geulen en ver aan de horizon iets van een branding.

 ‘Dit is een kust in opbouw,’ verklaarde Ishma. ‘Water en wind houden deze banken constant in beweging. Daardoor zijn ze uiterst verraderlijk gevaarlijk. Wie daar te makkelijk over denkt doet dat nooit lang. Nu is het hier nog veilig omdat de eb de zandban­ken vast trekt. Maar als de vloed ze weer met water verzadigen kan waarop je net nog stevig stond plotseling ver­anderen in drijfzand. Hier moet je weten wanneer je waar kunt lopen en tot hoever. Daarom wilde ik beslist met je mee. We willen je nog niet missen.’ Na deze woorden van zijn begeleidster had hij verrast rondgekeken. Dit was dus net als in de bergen, alleen anders. Ook hier moest je leren verkeren met de uitdagingen van de natuur.

‘Jij kent al die gevaren?’ vroeg hij.  Als antwoord ging ze hem voor in de richting van de zee. Na een half uur stappen en soppen over zand en door slik stonden ze op een breed strand voor een bruisende bran­ding met hagelwit schuim op helderblauw water.

‘Heerlijke golven om je te laten masseren. Maar nu nog te koud voor je, of ben je wel wat gewend?’ Meteen voelde hij zich verplicht dat te bewijzen. Maar toen hij aanstalten maakte zich te ontkleden maakte ze bezwaar.

‘Helaas Burton, we moeten meteen weer terug. De vloed komt zo en tot aan de duinen halen we nu nog net. Hier moet je ook op de tijd letten. Dat zal in de bergen wel net zo zijn.’ Weer voelde hij zich uitgedaagd, nu om te vertellen wat zijn avonturen daar waren. Maar haar koel spottende ogen vertelden hem dat hij zich beter kon inhouden. Te vaak had hij meegemaakt hoe vrouwen mannen ridiculi­seerden door ze te laten opscheppen over hun verrichtingen. Toch had hij het gevoel dat deze vrouw daar niet op uit was. Ze had een docerende en haast gebiedende stem, maar met geduld. Zij was hier thuis en daarmee de baas, maar wel een waarnaar het prettig luisteren was. Van deze vrouw kon je veel leren, besefte hij. Hij voelde steeds meer affectie voor haar, maar niet op de conventionele manier.

‘Jullie leven op die horst in de bergen, hoe is dat?’ had ze ge­vraagd. ‘Is het alleen de bergsport die jullie bezig houdt of is er nog wat anders?’ Ze stelde de vraag op een toon die antwoorden onver­mijdelijk maakte. Was haar begeleiding mede om meer van hem te weten te komen?

‘Samen nadenken over ons bestaan en onze bestemming,’ zoiets had hij gemompeld. Hij begreep dat hij wat moest zeggen maar beslist niet te veel.

‘Nakaarten over jullie zwerftochten?’ Ze bleef aan­houden. Daarop verklapte hij dat Chiavel het niet zo had met vrouwen, selectietechnisch een misser was, en zich daarom graag omringde met alleen mannen, en dat hij zo niet tot zwerven gedoemd alle tijd had voor zich zijn hobby, onze geschiedenis.

‘Ken je verleden en creëer van daaruit je toekomst. Dat is zijn motto.’

‘Dat hij gezien zijn geaardheid mannen verzameld, dat kan ik me voor­stellen. Maar waarom aan een toekomst werken? Wat mankeert er aan ons heden, behalve misschien dat zijn selectie ietwat ongelukkig is uitgevallen? Anders wel een bijzonder levenslot en niet makkelijk in deze tijd,’ zei Ishma met begrip in haar stem.

Chiavel is van mening dat geen enkel heden eeuwig is, ook al willen jullie vrouwen ons dat doen geloven.’ Haar blik dicteerde dat ze over dit standpunt meer wilde weten.

‘Jullie Chiavel lijkt wel een filosoof. Hoe ziet hij dan jullie toe­komst? Die trouwens altijd voor anderen is. Kunnen wij ons niet beter concentreren op ons heden en daar wat leuks van maken? Spelen en zingen op de huid van ons toch niet onplezierig verleden is ook een leuk motto.’ Ondanks de spottende toon bleef het gevoel dat ze hem serieus nam.

‘Ben jij zo tevreden met je heden?’ vroeg hij om haar ook eens uit te lokken en met succes.

‘Al heel lang maken wij geen geschiedenis meer en daarmee geen toekomst. Wij hebben alleen nog ons heden, maar dat stoelt wel op een eindeloos rijk verleden. In die zin verschillen we wezenlijk van onze voorfamilies. Uit dat verleden putten we alles voor onze per­soonlijke manifestaties. Kennis daarvan is dus uiterst nuttig en nodig om van je heden iets goeds te maken. In die zin deel ik Chiavels be­langstelling voor ons vroeger volledig. Maar, en daarin heeft hij gelijk, zonder toekomst dobberen wij wel op die zee van ons voltooid verleden. En dat kan inderdaad nooit eeuwig zijn.’ Haar betoog werd boeiend, zou Chiavel niet hebben mis­staan.

‘Volgens Chiavel is er wel degelijk zicht op een toekomst mogelijk, zal de weet niet wat zich nooit bij deze stagnatie neerleggen. Maar dan moeten we wel over dat heden heen durven kijken. Door jullie vrouwen heen zal dat eens gebeuren.’ Ze had hem even verbaasd aangekeken, maar daarna mocht haar antwoord er zijn en kwam hun discussie volop aan de gang. Over de evolutie, dat daarop altijd wel een mutatiespruit in zat. Dat zij vrouwen inmiddels die stam waren en zij mannen al een zijtak, maar dat ook dat tijdelijk was. De terugtocht door de duinen werd zo ui­terst boeiend en helemaal in de geest van de horst, maar met duidelijk andere invalshoeken. Jammer dat Chiavel dit nog niet kon afluisteren.

 

Om even bij te komen hadden ze enige tijd genoten van de luwte in een duintop. Daarna werd het even spannend toen ze al pratend verdwalend in een ven geraakten en daar met moeite en kletsnat uit kwamen. Met Hesta was hem dat niet overkomen, had Ishma zich verontschuldigd. Daarna hadden ze weer ruim tijd genomen om op adem te komen en hun dis­cussie voort te zetten. Met deze vrouw zou hij eindeloos kunnen door­praten, had hij toen ervaren.

‘Een doelgerichte evolutie gaat altijd verder, kent geen fouten en komt dus nooit op z’n schreden terug. Je zegt dat Chiavel hoopt op een medicijn tegen jullie afgang. Die droom kan hij wel vergeten. En dat wij vrouwen niet verder willen. Daarin heeft hij gelijk, en dat de evolutie daaraan geen boodschap heeft, daarin ook.’ Maar dat worden door alle tijden heen kon ook best niet doelgericht zijn, meer iets hebben van een dobbelspel, of een pro­ces dat niet omhoog maar omlaag viel in de afgronden van een uitdijend heelal. Na dit discours waren ze even stil gevallen omdat ze werden geteisterd door een zware onweersbui met hagel. Ook het weer hier was heerlijk stimulerend.

‘Dat rijke verleden, wij zijn de eerste soort die bij de gratie daarvan be­staat, dank zij ons bewustzijn. In dat verleden ontwikkelde zich het verhaal waarmee wij onze ziel beleven, die zingeving in de schepping, het immaterieel in het materiële naar onze genen. En vrij daarvan naar het verhaal waarmee we de wereld waarin en waaruit we zijn duiden, begrijpen en met de recepten aan ons toevoegen. Wij zijn een vrije dans op de melodieën van de natuurwetten die het materiële z’n evolutie dicteren.’ Ishma kon behoorlijk diep gaan, merkte hij. En wat moet ik daarmee?

Hesta noemt dat onze materiële verlen­ging van zowel ons lichaam als onze geest. Werktuigen, kle­ding, voertuigen, allemaal materiële middelen waarmee wij ons lichaam verlengen. Ook de programmering van ons brein met dat verhaal is materieel, iets chemisch en elektrisch en dus materiële verlenging. Een verlenging die we no­dig om die werktuigen te gebruiken en de recepten ervoor toe te passen. Zonder deze ‘mv’ van onze computer zijn wij mens noch dier, zijn we niks. Bij Hesta kun je terecht voor adviezen voor de ‘mv’ die genetisch bij je past, voor jou zinvol is en zo je geld en inspanning waard, die je persoonlijke ontplooiing optimaliseert.’ Hij had haar aangekeken alsof hij het begreep.

‘Al die middelen voor die ‘mv’ zijn het product van een evolutie door onszelf heen, hebben wij vanuit onze drift het mogelijke te moeten mogen ont­dekt en uitontwikkeld, zijn het resultaat van een door ons niet te ont­lopen opdracht dat verleden almaar verder te vervolmaken.’

‘Dat verhaal is dus de huid waarop wij drijven in ons heden.’

‘Juist. Wij mensen zijn de eerste soort die het kosmisch moge­lijke onverbiddelijk moet. Eens ging dat door jullie mannen heen, nu zijn wij aan de beurt.’

‘Dank zij ons laatste moeten, die fatale mutatie.’

‘Die ons in staat stelde al het door jullie ontdekte en uitontwik­kelde te consolideren.’

‘Dat was jullie noodwendig moeten. Met als consequentie dat wij mensen nu alleen nog ons voltooid verleden hebben. Als soort toe zijn aan uitsterven. Hoe lang gaat een diersoort gemiddeld mee?’ Hij was haar steeds beter gaan begrij­pen.

‘Niet zo somber, Burton. Als soort zijn we dan wel voltooid, maar nog niet afgeschreven, mogelijk zelfs de aanzet voor wat noodwendig komen gaat.’ Ishma keek hem geheimzinnig aan en ging verder.

‘Ieder mens bestaat bij de gratie van vooral z’n culturele ‘mv’. Hesta noemt dat je persoonlijke eigenwaarde, je ‘ew’. Zonder ‘ew’ geen bruikbare ‘mv’. Beheersing van wat je aan je toevoegt moet je leren. Een piano zonder te kunnen spelen is zinloos. Deze ‘ew’ nu is voor elk mens uniek. Ze is afhankelijk van zowel je persoonlijke aanleg als van wat je er zelf van wilt en kunt maken. Daardoor is elk mens een soort apart, een uniek vrij moment in de tijd en met een ei­gen kijk op de wereld, een persoonlijke verbeelding daarvan.’ Toen werd het ineens heel spannend, begon Ishma namelijk over Estrice.

‘Je weet misschien dat Estrice zich mede verdiept in die kijk van mensen op de wereld. Zij is namelijk filterspecialist.’

‘Van filters weten we het een en ander. Op de horst hebben we ons ook daarin verdiept, de onze bekeken en van commentaar voorzien. Waren hilarische sessies. Maar of die duidingen waar zijn?’

Estrice denkt dat ze in onze filters de evolutie aan het werk ziet. Hoe wil ze me nog niet vertellen, wil ze eerst nog verder uitwerken.’ Na deze woorden was hij weer klaarwakker. Zou Ishma zo maar even uit de doeken doen waarnaar zij op zoek waren? Maar meteen na deze op­merking werd ze opvallend zwijgzaam. Ze hadden ze achter elkaar  moeten lopen door een dal met stekelig duindoorn. Ook daarna bleef ze peinzend voor zich uit staren. Kennelijk had ze een onder­werp aangesneden dat haar dwars zat. Tot ze ineens weer begon.

‘Volgens Estrice evolueert onze kijk op de wereld door verdere verfijning van ons waarnemingsvermogen. Gestel dat dat nieuwe dimensies krijgt.’ Weer zweeg ze even. Kennelijk moest ze nadenken of ze verder wilde. Hij zag haar blik weer versomberen.

‘De meest effectieve ‘mv’ van de mens is die met de medemens. Toevoeging van mensen aan elkaar is de grondslag van elke organisatie. Deze ‘mv’ berust op afspraken of bevelen over taakver­delingen en doelstellingen. In jullie tijden voegde het grote geld mensen aan zich toe in bedrijven en organisaties om geld te verdienen. Dat ze uitleenden aan mensen zonder geld. Die dus moesten werken om hun hypotheken en creditcards te kunnen betalen. De tijden van de flitswerkers die managers naar behoefte inhuurden of wegwierpen, van de generaals die soldaten als houtjes zagen voor de vuurtjes van hun veldslagen.’ Duidelijk dat zij zich hun geschiedenis had verdiept en wel met een heen eigen kijk daarop. Ze moest kennelijk weer lang nadenken voor ze verder kon. Terwijl hij vol spanning wachtte op haar vervolg. Dat ineens een heel andere wending nam.

‘De wereld van materie, ruimte en tijd kent het verschijnsel verstrengeling, dat van de tijdloze koppeling van elementaire deeltjes, hoe ver ook van elkaar vandaan. Die verstrengeling lost tijd en ruimte op.’ Dit verhaal kwam hem vaag bekend voor. Kennelijk was Ishma ook op de hoogte van Verna’s theorieën.

‘De evolutie is naar de natuurwetten van onze wereld. De vraag is dan ook: zal die verstrengeling daarin ook eens een rol gaan spelen?’ Het leek hem een vrij abstractie veronderstelling. Maar ze keek erbij alsof ze er al mee te maken had.

‘Onze ‘mv’ met elkaar is ook gebaseerd op geestelijke verstrengeling, en wel via afspraken, regels, normen. Daardoor weten we, net als die elementaire deeltjes, tijdloos over elke afstand heen wat binnen ons maatschappelijk bestel wat van ons verwacht wordt, hoe te handelen en ons te gedragen. Deze verstrengeling berust op ons vermogen tot ratio en rede. Door dit verschijnsel bestaan wij tevens bij de gratie van onze medemens, en wel die van het heden én van het verleden via ons verhaal. Gestel nu dat deze verstrengeling nieuwe dimensies krijgt.’ Weer viel Ishma stil. Ze leek haast opgelucht toen ze hem in de verte een beer kon aanwijzen. Zwijgend volgden ze het sluipende dier tot het over een duinhelling verdween.

‘Doen meestal niets, weten instinctief dat ze ons mijden moe­ten. Weigeren onze ‘mv’ te worden.’ Daarna had ze blijkbaar weer moed om verder te gaan.

‘In onze ‘basis’ is deze ‘mv’, met elkaar wederkerig, weet iedereen zich verlengd met alle anderen, dienen we elkaar wederzijds. Al onze organisaties zijn democratisch afgestemd op de belangen van iedereen. Daardoor is onze ‘basis’ als een matrix: zowel netwerk voor samenwerking van als de voedingsbodem voor ons allen.’ Hij knikte braaf dat hij allemaal nog begreep en dat ze vooral verder moest gaan.

‘Een deel van onze voorfamilies hebben wij ook aan ons toegevoegd, als huis­dieren, maar met afspraken waarin zij geen inspraak hebben. Een soort op een hoger niveau zou ons eveneens zonder inspraak aan zich kunnen toevoegen.’ Hij had haar vragend aangekeken..

‘Stel je voor, Burton, wezens die zich weten te verstrengelen met jouw geest, je gedachten lezen of zelfs je denken kunnen beïnvloeden en daarmee je doen en laten, en dat niet wederkerig.’

‘Dan worden wij hun huisdieren. Een deprimerende gedachte? Mijn bulkatten zijn dol op me. Maar toch.’ Ze bleef bedenkelijk kij­ken, alsof het niet alleen een gedachte was.

Ishma, je klinkt als een profeet die een nieuw heil verkondigt, of is het onheil?’ ze knikte bedenkelijk en vervolgde:

‘Dat zich door ons heen kan realiseren, en wie weet met wat voor ellende. Tijdperken met grote veranderingen waren nooit de leukste voor de mensheid. Met onze consolidatie dachten we ze te hebben uitgebannen. Maar voor hoe lang?’

‘Revoluties maken het leven ook weer spannend. Ons hui­dige bestaan is vooral een kwestie van tijd verdoen met voltooide verledens.’ Ze keek hem nu geamuseerd aan vervolgens naar de zon die hoog aan de hemel even tussen de wolken naar ze keek. Daarna zette ze er meteen stevig de pas in. Het was al laat, zei ze. Daarna was het zowat looppas geworden en stokte de conversatie.

Door deze wandeling wist hij dat ze elkaar goed lagen. Een mens om over van alles te debatteren, echt een vrouw om je geestelijk mee te verenigen. Van een verliefdheid was geen sprake. Hij kende die psychose maar al te goed. Zijn gevoel voor haar was meer dan een hypnose, had iets van ... van verstrengeling?

 

***